Beroepsverbod
Wat is een beroepsverbod?
Behoudens een gevangenisstraf, een geldboete en een bijzondere verbeurdverklaring kan de strafrechter beslissen een beroepsverbod op te leggen. Een beroepsverbod kan zowel aan een dader als aan een medeplichtige of aan een mededader van bepaalde misdrijven worden opgelegd.
Het beroepsverbod heeft drie belangrijke kenmerken:
- Het beroepsverbod is een bijkomende strafsanctie. Dit houdt in dat de strafrechter het beroepsverbod enkel kan opleggen wanneer er ook een hoofdstraf wordt opgelegd zijnde een gevangenisstraf, een geldboete of een werkstraf.
- Het beroepsverbod heeft een facultatief karakter. De strafrechter is niet verplicht om het beroepsverbod uit te spreken, zelfs niet indien het Openbaar Ministerie dit vordert.
- Het beroepsverbod heeft een tijdelijke karakter. De duur moet door de rechter bepaald worden met een minimum van 3 jaar en een maximum van 10 jaar.
Soorten
Het beroepsverbod kan op twee verschillende manier worden uitgesproken.
1. Het kan worden uitgesproken worden door de strafrechter, maar ook door de rechtbank van koophandel in het kader van faillissement.
2. Het beroepsverbod kan ook worden opgelegd aan personen die niet werden veroordeeld, maar aan wie een burgerlijke fout wordt verweten met een faillissement als gevolg.
Voorwaarden
Opdat de Belgische strafrechter het beroepsverbod kan uitspreken moet er worden voldaan aan een dubbele voorwaarde:
- Eén van de misdrijven opgesomd in artikel 1 Koninklijk besluit nr. 22 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen (a-j), in voltooide vorm of als poging tot deze misdrijven.
- Eén van de misdrijven die opgesomd staan in artikel 1bis Koninklijk besluit nr. 22 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen.
Overtreden van het beroepsverbod
Een overtreding van het beroepsverbod wordt strafbaar gesteld met een correctionele straf. Er wordt een gevangenisstraf opgelegd van drie maanden tot twee jaar en een geldboete van 1.000 euro tot 10.000 euro.
De bedragen van deze geldboete moeten nog vermenigvuldigd worden met de opdeciemen. Op dit moment zijn de opdeciemen gelijk aan 8. (boetebedrag x8)